Mondkapjes en maskers

We worden nu aangeraden mondkapjes te dragen, maar dat is niet voor het eerst: lang geleden werden er ook maskers gedragen in tijden van besmettelijke ziekten en epidemieën.

De pestmeester of snaveldokter beschermde zich met een masker, bril en speciale kleding. Kruidenaroma’s in de snavel moesten de pest verjagen.

Ik ben blij dat we vandaag de dag niet met zo’n snavel hoeven te lopen, maar dat een eenvoudiger ding voldoende is. De pestmeester met zijn masker en kostuum leeft nog voort in de carnavalsmaskers van Venetië.

Meenemen

Vanmiddag valt mijn oog op iemand die iets lekkers meeneemt. Ze draagt het pakje alsof haar hand een presenteerblaadje is.

Ik moet denken aan hoe in Frankrijk taartjes verpakt worden. Het wordt ingepakt met papier en daaromheen wordt een koordje gelegd met een lusje, zo bungelen de taartjes als een kabelbaanbakje aan je hand naar de plaats van bestemming.


Ook De Wilde Slager verpakt je gekochte waren in papier met een rood/wit koordje. Nee, geen gebungel. We zijn in Groningen.

Kleur en contour

De latere schilderijen van Claude Monet en William Turner zijn vooral kleur, de scherpe contouren ontbreken. Ik moet eraan denken, want het is een verrassing hoe anders de wereld er uitziet na een staaroperatie. 


Het groen in de tuin was groen met veel geel erin, nu is het groen gemengd met grijs, bruin en blauw. Bovendien hebben de blaadjes scherpe contouren gekregen. Het rood, het geel en oranje is intens en het wit is hard. Het vogelhuisje blijkt niet grijs met zwart te zijn, maar het is blauw met een donkerpaars dakje.


Het is een verrassing dat ik zoveel hageltjes op mijn boterham kan zien dat ik bijna ertoe neig om ze te gaan tellen…

Stilstaande beweging

Een rij stoelen voor me in die concertzaal. Om de drie lege stoelen ligt er een wit vel papier, daar mag iemand gaan zitten. Er is licht van boven en schuin van opzij.


Het licht van boven zorgt ervoor dat de schaduw precies onder de stoel valt, zoals je van bovenaf op de stoel kijkt. Het schuine licht van links maakt dat de schaduwen van de zitting en armleuningen van de stoelen voorbijschuiven naar rechts.

Mijn oog beweegt mee naar het eind van de rij. Daar is weer het licht van recht erboven: de schaduw zit weer keurig recht onder de stoel. Apart om die schaduwen te volgen, het beweegt en toch staat het stil.

Oefening baart kunst

Wanneer je iets in de vingers of onder de knie wilt krijgen, dan moet je oefenen. Dat weet iedereen. Je ziet het al bij kleine kinderen die iets proberen en ermee doorgaan tot ze het kunnen. Bijvoorbeeld als een kind een blokkentoren bouwt. Je moet ervoor zorgen dat de toren niet omvalt en als hij eenmaal staat, is het leuk hem om te gooien en weer opnieuw te beginnen.


Ik probeer voor een 64-jarige het liedje van de Beatles ‘When I’m sixty four’ in de vingers te krijgen. Er zit zo’n mooi loopje in en dat wil ik vlot kunnen spelen. (Het gaat om ‘bottle of wine’)

De vorm van mijn hand blijft stabiel, er is een zijwaartse beweging in mijn pols met de contrabeweging in mijn elleboog en het geeft bovendien een reactie in de schouder (die gaat niet omhoog!). Bij de vingerzetting van die akkoorden wissel ik van pink naar ringvinger en terug. Ik zoek net als het kind met de blokkentoren de handigste manier om het gewenste resultaat te krijgen. Wij bereiken allebei ons doel!