Een appeltje schillen
We eten een appeltje toe en schillen het. Hij houdt het appeltje heel en draait de schil er in een lange sliert af, dan snijdt hij de appel in vieren en haalt het klokhuis eruit. De appel is gereed voor consumptie.
Ik snij de appel in vieren, het klokhuis eruit, de schil eraf en dan ieder partje in tweeën of drieën net hoe het uitkomt.
Hoe komt een mens aan z’n gewoonten? Is het aangeleerd of proefondervindelijk zo gegroeid? Waarom doe je het zoals je het doet?
‘Wanneer je met iemand nog een appeltje te schillen hebt’ betekent dat je een netelige kwestie moet oplossen. Wij hebben niks neteligs en hoeven niks op te lossen, wij eten gewoon ons appeltje lekker op…