Gedicht
In het tijdschrift Onze Taal (2017 nr 9) lees ik dat de Vlaamse cabaretier Wim Helsen getroffen is door het gedicht ‘Jong Landschap’ uit: Gedichten (1928) van Paul van Ostaijen. Ook ik ben verrast door het gedicht, namelijk hoe een dichter ook naar houding en beweging heeft gekeken en hoe hij dat weergeeft aan de lezer:
Jong Landschap
Zo staan beiden bijna roerloos in de weide
het meisje dat loodrecht aan een touw des hemels hangt
legt hare lange hand op de lange rechte lijn der geit
die aan haar dunne poten de aarde averechts draagt
Tegen haar wit en zwart geruite schort
houdt het meisje dat ik Ursula noem
-in ‘t spelevaren met mijn eenzaamheid-
een klaproos hoog
Er zijn geen woorden die zo sierlijk zijn
als ringen in zeboehorens
en tijdgetaand zoals een zeboehuid –
hun waarde bloot naar binnen schokken
Zulke woorden las ik gaarne tot een garve
voor het meisje met de geit
Over de randen van mijn handen
tasten mijn handen
naar mijn andere handen
onophoudelik
Het meisje staat mooi rechtop gestrekt, verticaal. De geit heeft ook een gestrekte wervelkolom, zoals bij alle viervoeters horizontaal uitgestrekt.
Nee, niet alleen daarnaar kijken, het zijn details. Kom, stap dieper in het gedicht…