stuk en toch (weer) heel
het is een vreemde gedachte dat een mens stuk kan zijn. ergens is iets afgebroken als een oor van een kopje, of stuk zoals een pop of een beer met een losse arm of been. met speelgoed lukt het met lijmen en plakken, vastgenaaid en opgekalefaterd worden door de poppendokter. als mens zijn we toch anders stuk, gehavend en kapot, wanneer er sprake is van een botbreuk op de een of andere plek. ik voel me namelijk wel heel, terwijl ik besef dat ik ook gebroken ben. als ik het niet zou weten dan had ik het zeker gemerkt omdat bepaalde gewone handelingen niet lukken door onmacht en pijn.
ook mensen kunnen gerepareerd worden, deels door de natuur of het leven zelf, maar ook met hulp van artsen plus een hele ris mensen in hun kielzog. in mijn bovenarm zit nu een kunstig gedraaide draad met een stevige schroef om de botten bijelkaar te houden zodat alles zo gunstig mogelijk aan elkaar vastgroeit met een minimum aan functieverlies. langzaam dringt het allemaal tot me door en iedere dag kan ik weer ietsje meer. toch voel ik me ook een klein kindje dat moet slapen, eten en niet te veel wakker moet zijn om goed te groeien, ook al is het nu niet in lengte en gewicht maar in de diepte van mijn bovenarm.